Hoera! Onze opperbaas, de altijd goedlachse Harmen van Wijnen, is gepromoveerd. Maar waarop eigenlijk? Een exclusief interview (of nou ja, één van de zoveelste) met de enige echte.
Gefeliciteerd met uw promotie! En met de uitslagen van de keuzegids natuurlijk. U heeft het druk gehad, of niet?
“Dank je wel. Nou, ik voel me nog steeds relaxt. Alleen die dag zelf beleefde ik in een soort roes.”
U ziet er anders wat mager uit. Bent u afgevallen?
“Nou, ja. Daarom ben ik vorig jaar dat hardloopprogramma ook gestart. Ik heb een diëtist bezocht. Ik woog vorig jaar boven de 100 kilo en wil graag naar de 90. Daar ben ik nu bijna. Ik ren op woensdagochtend altijd 5,5 kilometer met docent Wout Heslinga. Af en toe sluiten studenten aan. En op zaterdag ren ik zelf nog eens 10 kilometer.”
Komt u dan niet helemaal bezweet op het werk?
“Je kan toch douchen hier zo? We hebben gewoon douchefaciliteiten hoor.”
Oké. Nee, dat wist ik niet. Maar over uw onderzoek. Even kort, wat heeft u gedaan?
“Ik heb een paar jaar opgetrokken met een aantal groepen bevriende jongeren tussen de 16 en 21 jaar. Wat gebeurt er in zo’n peer group als het gaat om geloofsontwikkelingen? Hoe spreken ze over het geloof en hoe ervaren ze dat? Ik observeerde ze als wetenschapper én was degene die meedronk en moppen tapte. Dat was mijn onderzoeksmethode; participatie en observatie.”
Waarom deed u dat eigenlijk?
“Toen ik nog werkte voor HGJB en JOP kreeg ik vaak vragen van gemeenteleden en kerkenraden: waarom komen de jongeren niet meer naar de kerk? Ze wilden adviezen en goede producten om ze weer in de kerk te krijgen. Ik zocht de jongeren op en kwam erachter dat ze heel negatief waren over de formele kanten van de kerk. Zoals lange preken of bepaald taalgebruik. Bij een avondje jeugdvereniging kwam ik een totale mismatch tegen. Toen draaide ik het onderzoek om. Ik wilde de jongeren zelf horen.”
Wat kwam daar uit?
“Het bleek toen dat ze best positief waren over het geloof en dingen met elkaar deelden. Maar dan in alledaagse taal. Dus het vereist wat omdenken: hoe kunnen we kerk-zijn in die informele netwerken?”
En hoe moet de kerk dat doen?
“Ik zie drie contexten: de kerk als instituut, de organisatie daarin en het organische. Maar voor de kerk moet alles zich afspelen binnen het instituut en de organisatie. Alles daarbuiten (organisch) wordt niet genoeg gesteund. Herinner je je nog die jongens die belijdenis wilden doen in hun achtertuin? Zij behoren tot zo’n organische context. Óók dat is kerk en dat erkent de kerk niet genoeg. Maar door een dominee uit te nodigen, wordt er een verbinding met het instituut gemaakt. Het instituut moet dat soort initiatieven dus aanmoedigen en ondersteunen. De geest van God werkt overal, ook in hybride vormen. Dus ook in die achtertuin. Het is belangrijk dat de kerken zulke dingen zegenen in plaats van afkeuren.”
‘De geest van God werkt overal, ook in hybride vormen’
Zijn er veel jongeren die hier tegenaan lopen?
“Ik kwam veel frustraties tegen bij jongeren die zich niet gezien en gehoord voelden. ‘Ze zitten niet in de kerk dus er is kerkverlating’, wordt te snel gedacht volgens een oud frame. Maar de kerk verlaat jongeren zo, in plaats van andersom.”
Welke aanbevelingen doet u?
“Ik doe er twee. Heb niet alleen oog voor jongeren als individu, maar ook voor hun sociale verbanden. En kijk naar het dagelijks leven waar iets kan ontstaan. Zegen dat en kijk naar de verbondenheid. Being together as basic given. Het ‘zijn’ kan overal plaatsvinden, niet alleen in formele verbanden. Being doe je nooit alleen, altijd together. Dat moet jij snappen, want je hebt een goed fundament aan sociologie (die collegereeks gaf hij dus zelf, red.).”
Gaat u hier nu ook iets mee doen op de CHE?
“Ik ben zelf ook wel iemand die leeft in hybride vormen. Ik heb veel contacten met studenten en docenten. Het hardloopgroepje ontstond ook informeel. Maar ik ben wél formeel voorzitter van het College van Bestuur. Ik doe soms lastige beslissingen zoals het schorsen van een student. Ook heb ik een rol als predikant. En tegelijkertijd ben ik de hardloper met dat strakke lijf die daar rondloopt. Die tijdens een feest wil crowdsurfen over de studentenmassa. Sommigen vinden dat ingewikkeld. Maar ergens zoek ik dat op.”
U bent een soort berucht.
“Ha, nou, als jij het zegt. Soms is het makkelijk om je te verstoppen in 1 rol. Maar uiteindelijk bereik je het meest als het elkaar versterkt. Ik kan naar een studentenvereniging gaan zonder dat het een middel is om ze op de CHE te krijgen. Juist daar wordt ook geleerd, daar is community building en vorming.
In de ruwheid van het dagelijks leven gebeuren de mooiste dingen. Ik zou met één van die groepen jongeren die ik volgde, op vakantie. Eentje kwam niet opdagen. We dachten dat hij zich verslapen had (zo’n imago had hij wel) had en vertrokken gewoon. Later bleek dat hij de avond ervoor een ernstig ongeluk had gehad. Toen stopten we langs de snelweg. De jongeren begonnen te bidden. Daar gebeurde iets moois.
Dat wil ik ook aan het personeel leren. Je moet het zelf ook beleven als je toekomstige professionals wilt opleiden. Ik ben overtuigd dat het een manier van zijn is die past bij de huidige tijd.
Dit artikel schreef ik in september 2016 voor Ad Rem Online.