Het is zomaar een woensdagmiddag, twee uur. Tijd om te lunchen voor de Fransen. In de wijk Quartier Latin in hartje Parijs zoeken de buurtbewoners en toeristen een plek om te lunchen of even wat te drinken. In de bekende, levendige straat Rue Mouffetard is het café Le verre a pied gevestigd. Deze wordt gerund door Hendrika Koffeman (68) en haar Franse man Claude Derrien.
Als je het typisch Franse café binnenstapt, zou je niet denken dat dit gerund wordt door Urker bloed. Het is al best oud maar echt authentiek, wat je niet meer zoveel ziet. Terwijl Claude een bardienst draait, is een jonge serveerster ijverig aan het werk: ze begroet de mensen, bedient ze, neemt tafels af en rekent met ze af. Zelf staat Hendrika in de keuken.
Een Urker Franse
“Nou, van wie bin je ur iene?” vraagt Hendrika meteen. Ze woont al sinds haar achttiende in Frankrijk, maar het kost haar geen moeite om van formeel Frans over te schakelen naar het platte Urkers. Maar van wie is ze er zelf iene? “Ik bin ur iene van Harm Koffeman (‘Harm de Bakker’) en Marretje Romkes.”
Vader Harm wilde dat zijn dochters meer konden dan alleen helpen in de bakkerswinkel in de straat die we nu kennen als de Hofstee. Deze was hij in 1937 was begonnen. Na verschillende bijbaantjes in onder andere Engeland en Frankrijk kwam Hendrika als au pair in Parijs terecht. Nadat haar ouders overleden kwam ze terug in Parijs en volgde een opleiding als nationale gids. Ze ontmoette haar man Claude en samen begonnen zij het café. Zij kregen drie kinderen: Hesilie (34), Yann (29) en Auguste (25).
Exposities
Aan de gespiegelde wanden hangen schilderijen. Eenmaal in de achterkamer van het café kom je nog meer schilderijen tegen. “Ik geef kunstenaars de mogelijkheid om hun werk gratis te exposeren.” Als dank krijgt Le verre a pied weleens een gepersonaliseerd kunstwerk terug. “Kijk maar, in deze zit onze naam in verwerkt, zie je?” Nog een paar stappen naar achter en je staat in de grote keuken. Dagelijks loopt Hendrika heel wat heen en weer tussen de keuken en de bar.
De straat van het café loopt schuin naar beneden af. Hendrika kent er ‘iedereen wel’. Tegenover haar zit een kleine supermarkt en een bakkerswinkel. Je kunt hier zowel terecht om in je eentje een kop koffie te drinken, of om met een groep binnen te vallen voor een bord kost.
Stamgasten
Met dit café leeft het echtpaar vooral van de stamgasten. En die zijn ook vandaag overduidelijk aanwezig. Aan de bar staat een Franse meneer, een gepensioneerde journalist. Hij is duidelijk de grappenmaker vandaag, gezien zijn voortdurende interrupties in elke conversatie. “Ach, dat is zo’n meakzak’, zegt Hendrika. “Haal ‘m alsjeblieft niet los.”
Alsof de meneer voelt dat erover hem gepraat wordt, mengt hij zich in het gesprek. Ook Claude komt erbij staan. In no time schakelt het gesprek zich over naar een stortvloed
aan Franse zinnen. Om vervolgens weer naar het Urkers over te schakelen als de rust is wedergekeerd.
Kriebels op de Ketelbrug
Op Urk is ze Hinkien, hier gewoon Hendrika. “Ik blijf altijd een Urker”, zegt Hendrika. Ze voelt zich na al die jaren nog erg verbonden met Urk. “Het zijn wel je wortels. Als ik nog eens over de Ketelbrug rijd, nu is dat nog een paar keer per jaar, dan krijg ik echt weer de kriebels hoor.” Er vallen dan ook nog met regelmaat edities van het Urker Volksleven op de deurmat. Haar broers Klaas, Albert en zus Diny wonen nog op Urk.
Wat ze het meest mist aan haar geboorteplek, is de taal. Op Urk kun je toch weer je authentieke zelf zijn, net als je vroeger was. Hier gaat dat toch wat lastiger. Tenminste: “Je kunt niet binnenvallen met een stevige ‘gemurregen jelui’. Nee, het is ‘bonjour toulemonde!”
Heel, heel soms krijgt ze wel die kans. “Er komen hier weleens Urkers. Niet zo vaak hoor.” Vandaag zit er wel een Nederlandse stamgast in de kroeg. “En daar in de hoek,” wijst ze, “daar zit een man uit Lelystad. Hij heeft nog tegen de Orca’s gespeeld.”
Geen Urk
Parijs strookt op geen enkel vlak met Urk. “Fransen zijn aparte mensen. Nederlanders vind ik spontaner en liever.” Ze vindt de Fransen erg formeel. En ook al kost het Hendrika geen moeite om Frans te praten, de Fransen merken toch wel dat ze niet van hier is. “Ze merken het toch wel aan je gedrag en je accent.”
“Vroeger was het echt heel lastig om je door de stad te manoeuvreren met jonge kinderen, maar het is een prachtige stad. Parijs is goed gebouwd en heeft een prachtige architectuur. Alles is in perspectief, met elkaar verbonden. Ik vind Parijs als hemel en hel.”
Dit verhaal schreef ik in juni 2015 en werd gepubliceerd in de FlevoPost, editie Noordoostpolder/Urk.